Melanoompunt

MELANOOMPUNT

Menu

Informeren over melanoom

Hier meer informatie over melanoom zoals type melanoom, symptomen, diagnose en de diverse stadia.

Verder informatie over de behandelingen, klinische studies alsook financiële & psychologische steun.

De woordenlijst en links helpen een ieder verder op weg in deze niet altijd makkelijke materie.

De steenmannetjes en kraanvogels info is voor de ondersteuning van een ieder.

Wat is Melanoom  ?

Maligne Melanoom of kortweg Melanoom is een subgroep van huidkankers die ontstaat in cellen die pigment produceren (pigmentcellen, melanocyten). Meestal ontwikkelt een melanoom zich in de huid maar uitzonderlijk kan een melanoom zich ook ontwikkelen in een oog (oogmelanoom) of andere binnenoppervlakken van het lichaam. 

Er is een sterk verband vastgesteld tussen huidkankers en blootstelling aan UV-licht. Preventief is het dus belangrijk de huid te beschermen tegen langdurige blootstelling aan zonlicht en kunstmatig UV-licht. Als melanoom in een vroeg stadium wordt ontdekt, dan kan het huidgezwel chirurgisch worden verwijderd met grote kans op genezing. Als het melanoom zich  heeft verspreid, dan moeten andere methodes gebruikt worden om de kanker terug te dringen. Sedert enkele jaren worden de prognoses voor maligne melanoom alsmaar beter dankzij meerdere nieuwe behandelingsmethoden. Melanoom maakt zowat 10% uit van alle vastgestelde huidkankers. De meest voorkomende andere huidkankers zijn basaalcel carcinoom en plaveiselcel carcinoom. Zij zaaien slechts zeer zelden uit en kunnen chirurgisch verwijderd worden via kleine ingrepen onder lokale verdoving.
De huid is opgebouwd uit drie lagen. Van buiten naar binnen zijn dat de opperhuid (het “epidermis”), het bindweefsel (de “dermis”, ook lederhuid genoemd) en het onderhuids vetweefsel (“subcutis”). De twee meest voorkomende cellen van de opperhuid zijn de plaveiselcellen (“keratinocyten”) en pigmentcellen (“melanocyten”). Pigmentcellen veroorzaken huidverkleuring wanneer de huid aan de zon of aan UV-straling wordt blootgesteld. In de lederhuid bevinden zich onder meer zweetklieren, haarwortels met talgklieren, bloed- en lymfevaten, zintuigcellen en zenuwuiteinden.

Melanoom (ook Maligne Melanoom genoemd) is een kwaadaardige kanker van de pigmentcellen die onderaan in de opperhuid in de basale cellaag (“stratum basale”) aanwezig zijn. Het is belangrijk om melanoom in een vroeg stadium te ontdekken en te behandelen omdat dan de kans op genezing of ziektecontrole aanzienlijk verhoogt. Melanoom kan gevaarlijk worden omdat het de neiging heeft om zich na verloop van tijd via lymfevaten te verspreiden naar lymfeklieren en uiteindelijk via bloedvaten ook naar andere plaatsen in het lichaam (lever, longen, hersenen of anderen organen, ook naar andere lymfeklieren). Deze uitzaaiingen kunnen ook onderhuids op andere plaatsen in de huid aanwezig zijn. Afhankelijk van de “Breslow”-dikte van het melanoom zal er meer of minder risico zijn dat het melanoom zich uitzaait. Hoe dunner het melanoom hoe kleinder de kans op uitzaaiingen (“metastasen”).  Verspreiding van kanker op afstand worden uitzaaiingen of metastasen genoemd. Gebeurt de verspreiding in de buurt van de oorspronkelijke tumor (voornamelijk in drainerende lymfevaten of lymfeklieren), dan spreekt men over ‘regionale metastasering’. Gebeurt de verspreiding op afstand in andere organen zoals lever, longen, hersenen), dan betreft het ‘systeemmetastase’ of ‘metastase op afstand’. Als een kanker uitgezaaid is, dan wordt hij nog steeds genoemd naar het weefsel waar de oorspronkelijke tumor ontstond. Een melanoom bijvoorbeeld met uitzaaiingen in de lever, noemen we een melanoom met levermetastasen en niet ‘leverkanker’.

Alhoewel melanomen overal op de huid en in mindere mate ter hoogte van het ook of slijmvliezen (bv. de darm) kunnen ontstaan, gebeurt dit meestal op de romp of rug bij mannen en op de benen bij vrouwen. Ook nek en aangezicht zijn veel voorkomende plaatsen waar melanomen ontstaan. Omdat melanomen nog steeds pigment kunnen aanmaken (ze zijn ontstaan uit pigmentcellen) kleuren ze dikwijls heel donker, maar dat is niet altijd zo.

Andere veel voorkomende huidkankers zijn:

  • ongelimiteerde celdelingen van gewone huidcellen (“keratinocyten”) in de basale cellaag (“stratum basale”). Deze huidkanker wordt basaalcelkanker of basocellulair carcinoom genoemd. Het is de meest voorkomende huidkanker, zaait bijna nooit uit en wordt gewoonlijk ambulant in een ziekenhuis of bij de gespecialiseerde geneesheer (o.a. huidarts) door een kleine excisie verwijderd.Huidkankers die uitgaan van de keratinocyten worden ook wel eens gegroepeerd onder de naam “non-melanoom” huidkankers omdat ze zich niet in melanocyten (pigmentcellen) ontwikkelen. Ze zijn zeer duidelijk verschillend van melanomen, duidelijk minder gevaarlijk en ze vragen een andere aanpak dan melanomen. Non-melanoom huidkankers maken ongeveer 90% van de huidtumoren uit.
  • ongelimiteerde celdelingen van platte cellen in de stekelcellen- of plaveiselcellenlaag (“stratum spinosum”). Deze huidkanker wordt  plaveiselcelkanker of spinocellulair carcinoom genoemd. Deze kanker komt minder frequent voor, zaait bij personen met normaal immuunsysteem slechts zelden uit en wordt gewoonlijk ook via een kleine chirurgische ingreep ambulant verwijderd.
  • Er zijn nog enkele andere zeldzame vormen van huidkankers die elk een eigen behandelingsmethode vereisen
Melanoom is dus een subgroep van de huidkankers (ongeveer 10%), maar het is wel de potentieel meest gevaarlijke omdat hij zich kan uitzaaien.
Dikwijls zijn de eerste verschijnselen van een melanoom veranderingen in een al aanwezige pigmentvlek (“moedervlek”), maar een melanoom kan ook op voordien normaal uitziende huid ontstaan. Veranderingen op de huid die een alarmbel moeten doen rinkelen vatten zich samen in de ABCDE-regel:
  • Asymmetrie: ontstaan van of evolueren naar een asymetrische vorm, waarbij de ene helft van het letsel niet meer het spiegelbeeld is van de andere helft,
  • Boord: pigmentvlek waarvan de rand, contouren onregelmatig worden op een of meerdere plaatsen,
  • Color, kleur: verschillende kleuren door elkaar (licht en donkerbruin, rood, blauw, zwart, wit),
  • Diameter: huidvlekken met een diameter die groter wordt dan een halve centimeter (meer dan 5 millimeter)
  • Evolutie: het letsel verandert van uitzicht, grootte, dikte, kleur
Niet alle melanomen zijn donker gekleurd. Soms kunnen kwaadaardig geworden pigmentcellen geen pigment meer vormen. Omdat zij de gebruikelijke kenmerken van een melanoom missen kunnen zij er minder alarmerend uitzien.

De diagnose van een melanoom is niet evident. Bij vermoeden van melanoom is verwijzing naar een huidspecialist (“dermatoloog”) of chirurg nodig. Vermoed de dermatoloog dat het om een melanoom gaat, dan is verwijdering van het melanoom onder plaatselijke verdoving en weefselonderzoek altijd nodig. Het weefsel wordt in het laboratorium onderzocht, met als resultaat duidelijkheid of het al dan niet om een kwaadaardige tumor gaat en welk type huidkanker het is. Als het om een melanoom gaat dan gaat men ook na hoe dik de tumor is (“Breslow”-dikte) want hoe dieper een melanoom groeit, hoe groter het risico op uitzaaiingen is.

Als de diagnose melanoom uitwijst gebeurt er eerst een grondig klinisch onderzoek van de hele huid en de aangrenzende lymfeklieren. Afhankelijk van de dikte van het melanoom volgen eventueel nog andere onderzoeken zoals:

  • echografie van de lymfeklieren en lever
  • RX-longfoto (“thorax”)
  • CT-scan (computer tomografie): zeer gedetailleerde röntgenfoto’s van het lichaam
  • MR-scan of MRI (“magnetic resonnance imaging”), een scan waarbij een magnetisch veld wordt opgewekt, waardoor beelden van het inwendige van het lichaam zichtbaar worden gemaakt
  • PET-scan (“positron emission tomography”) waarbij een radioactieve vloeistof ingespoten wordt om eventuele tumoren overal in het lichaam zichtbaar te maken op foto. Deze scan wordt gewoonlijk gecombineerd met CT; men spreekt dan van een PET-CT”scan, zodat ook een fotografisch beeld te geven van de anatomische structuren van het lichaam.

Aan de hand van al deze onderzoeken kan de arts het stadium van de ziekte vaststellen, dat is de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid.

Voor melanoom worden vier stadia van ontwikkeling onderscheiden:

  • stadium 0: Het melanoom bevindt zich enkel in de opperhuid en heeft zich niet verspreid naar de lederhuid (“melanoma in situ”).
  • stadium I : Het is niet vastgesteld in lymfeknopen of afgelegen organen.
  • stadium II : Het is niet vastgesteld in lymfeknopen of afgelegen organen. Lokale ziekte: het melanoom is beperkt tot de eerste haard. Er zijn geen aanwijzingen voor uitzaaiingen (regionaal of op afstand).
  • stadium III : Vanaf dit stadium zijn uitzaaiingen vastgesteld. In dit stadium III is het melanoom vastgesteld in de nabijgelegen huidregio (“satelliet tumoren”), en/of in nabijgelegen lymfevaten en/of in één of meer nabijgelegen lymfeknopen die al of niet gezwollen zijn. (“loco” regionale ziekte).
  • stadium IV : In dit stadium heeft de melanoomkanker zich verder van de originele huidaandoening verspreid, verder dan nabijgelegen lymfeklieren, via bloedbanen naar andere huiddelen, naar verder afgelegen lymfeklieren, en naar andere organen zoals longen, lever en hersenen (Ziekte op afstand).

Behandelingen

Behandelingen voor patiënten in stadium I en II (melanoom zonder vastgestelde uitzaaiingen in lymfeknopen of in verafgelegen huidgebieden, klieren en organen)

Indien in eerste instantie de onderzoeken de aanwezigheid van melanoom bevestigen maar verder geen aanwijzingen tonen voor uitzaaiingen op afstand wordt er in tweede instantie een veiligheidsmarge rondom het melanoom genomen (0,5, 1 of 2 cm, afhankelijk van de ulcererende laag tot aan de allerdiepste tumorcel. Breslow-dikte) en het melanoom chirurgisch verwijderd. Tijdens dezelfde procedure kan een sentinelklierbiopsie gecombineerd worden. Hierbij wordt de eerste klier waar het melanoom mee in contact stond verwijderd en onderzocht op microscopische haarden van uitzaaiingen.

Therapieën voor patiënten in stadium III (melanoom met uitzaaiingen in de nabijgelegen huidregio en/of in nabijgelegen lymfevaten en/of in één of meer nabijgelegen lymfeknopen) 

(tekst nog niet beschikbaar)

Therapieën voor patiënten in stadium IV (melanoom met uitzaaiingen in verafgelegen huidgebieden, klieren en organen)

Recente evoluties in melanoom therapieën zijn ronduit spectaculair. Hierdoor is veel betere behandeling van melanoom in stadium IV mogelijk geworden. Het is belangrijk een basisbegrip te hebben van de huidige mogelijkheden. Daarom gaan we hier toch redelijk diep op in.

De behandelingen waar je als patiënt recht op hebt, verlopen in verschillende stadia. Dat noemen we de lijnen van behandeling. De volgorde van die lijnen wordt onder andere bepaald door het type melanoom (bv. BRAF mutatie), voorafgaand toegepaste behandelingen en resultaten, goedkeuringen van het medicijn en terugbetalingsmodaliteiten door het ziekenfonds.

Eerst een kort overzicht met de aanbevelingen van BADO. Meer detail-info vind je dan verder op de pagina (versie 2016).

Grofweg zijn er twee grote families van behandeling:

  • doelgerichte behandeling (“targeted therapy”) waarbij men een mechanisme dat belangrijk is voor tumorgroei tracht te blokkeren,
  • immuuntherapie waarbij men het immuunsysteem van de patiënt tracht te activeren om tumorcellen aan te vallen.
  • Doelgerichte therapie (BRAF en MEK remmers)

    Doelgerichte therapie (“targeted therapy”) richt zich op het beïnvloeden, verminderen, en idealiter stopzetten van de groei (celdeling) van kankercellen. De celdeling komt tot stand door verschillende genen in ons DNA die eiwitten produceren. Deze eiwitten zorgen er voor dat cellen delen en groeien. In geval van kanker muteren deze genen zodanig dat het reproductieproces van cellen ongecontroleerd uitbreidt en tumoren worden gevormd.

    Er zijn verschillende genen en mechanismen in cellen aanwezig die zorgen voor de celdeling, de bekendste bij het melanoom is activatie van het BRAF-gen en bijgevolg de activatie van het BRAF-/MEK- communicatiepad. Dit komt voor bij ongeveer de helft van alle melanoompatiënten.

    • BRAF is een gen dat codeert voor het eiwit B-Raf. B-Raf stuurt de celgroei aan en mutaties in het gen kunnen kanker veroorzaken. Het gemuteerde gen BRAF V600komt in circa de helft van melanoom voor. BRAF remmers of inhibitoren zijn medicamenten die bij deze melanomen de groei van de kankercellen kunnen afremmen tot zelfs stopzetten. Doelgerichte therapie in vorm van medicatie (pillen) zorgt er immers voor dat het gemuteerde BRAF V600 gen wordt uitgeschakeld. Daardoor wordt de productie van het B-Raf eiwit geblokkeerd en stoppen de kankercellen met groeien. Patiënten met gemetastaseerd melanoom met de BRAF V600 mutatie waarbij de tumor niet operatief kan worden verwijderd zullen dus baat hebben bij deze medicatie. De BRAF remmers momenteel beschikbaar voor melanoom zijn vemurafenib (Zelboraf®) en dabrafenib (Tafinlar®). Sedert 2011 is deze medicatie in de Verenigde Staten goedgekeurd door het FDA (“Food and Drug Administration”). Sedert 2013 is deze medicatie in Europa door EMA (“European Medicine Agency”) goedgekeurd voor gebruik bij melanoom patiënten met de BRAF V600 mutatie. Jammer genoeg worden de kankercellen na verloop van tijd “te slim”. Zij worden resistent voor de BRAF V600 medicatie. Dan wordt groei opnieuw gestimuleerd door overproductie van het MEK eiwit en op die manier gaan de kankercellen opnieuw groeien. Hoe lang het duurt eer kankercellen resistent worden is zeer veranderlijk en is het voorwerp van veel medische studies. Een gemiddelde van 6 tot 9 maanden is hierbij richtinggevend.
    • Het BRAF-/MEK- pad slaat op een ketting van eiwitten (waaronder het BRAF, MEK en ERK eiwit) in een cel dat een signaal dat waargenomen wordt aan de buitenkant van de cel doorgeeft naar het celkern diep in de cel. Als een van de eiwitten in dit pad gemuteerd is dan kan dit deze communicatie verstoren door steeds eenzelfde boodschap door te geven (in plaats van de boodschap die werd ontvangen), waardoor bijvoorbeeld de cel zich ongecontroleerd gaat blijven delen en dus een kankercel wordt. Doelgerichte therapie: MEK-inhibitoren of -remmers kunnen deze over-activering van het MEK-eiwit beïnvloeden en daardoor een goede remedie zijn tegen kankers waar dit fenomeen gebeurt.  Het is aangetoond dat als MEK-remmers toegevoegd worden aan een BRAF inhibitor, dit een gunstig effect heeft op het ziekteverloop voor patiënten met melanoom met BRAF V600 mutatie. Patiënten met gemetastaseerd melanoom met de BRAF V600 mutatie waarbij de tumor niet operatief kan worden verwijderd zullen dus baat hebben met deze medicatie. De MEK remmers momenteel beschikbaar voor melanoom zijn trametinib (Mekinist®) en cobimetinib (Cotellic®. 


    • Combinatie van BRAF- en MEK-inhibitoren (remmers)

. Sedert 2014 in de Verenigde Staten (FDA) en 2015 in Europa (EMA) is de combinatie van de twee types medicaties in deze doelgerichte melanoom therapie goedgekeurd voor gebruik bij melanoom patiënten met de BRAF V600 gen mutatie. Onderzoek heeft immers aangetoond dat resistentie van de kankercellen trager op gang komt bij gecombineerd gebruik en zelfs voor lange termijn kan uitblijven, en dat de combinatie ook een beter effect heeft op tumorcontrole en dit met minder bijwerkingen. De combinatietherapieën momenteel beschikbaar voor melanoom zijn Zelboraf® + Cotellic® of Tafinlar® + Mekinist®.

    Ons immuunsysteem is een onmisbaar onderdeel van het lichaam, dat het beschermt tegen ziektekiemen zoals bacteriën en virussen. In een gezonde situatie detecteert het immuunsysteem van ons lichaam ook kankercellen die niet tot het lichaam behoren en valt deze aan. Het immuunsysteem schakelt hiervoor de speciale ‘T-cellen” in. Maar in het geval van melanoom herkent de T-cel de kankercel niet waardoor de kankercel verder kan groeien.

    Immunotherapie of immuuntherapie is een behandeling die als focus heeft om het immuunsysteem (afweersysteem van het lichaam) zo te versterken dat het kankercellen terug kan aanvallen in plaats van dat deze geneesmiddelen de kankercellen zelfs rechtstreeks kunnen aanvallen. Bij immunotherapie wordt het immuunsysteem gestimuleerd zodat de kanker toch kan herkend worden en geëlimineerd wordt. De therapie is gericht op het blokkeren van specifieke mechanismen van de T-cel, zodat deze hyperactief blijven.

    CTLA-4 inhibitor of anti-CTLA-4

    Ipilimumab (kortweg “ipi”) of Yervoy® is een medicijn dat samenwerkt  met het immuunsysteem om de T-cellen actief te houden, door een bepaalde schakelaar te blokkeren, namelijk CTLA-4. De CTLA-4 schakelaar schakelt normaal de T-cellen uit, maar ipilimumab blokkeert dit proces waardoor het immuunsysteem meer kans krijgt om kankercellen op te sporen en te doden. 

    Ipilimumab werd goedgekeurd in 2011, zowel in de Verenigde Staten (FDA) als Europa (EMA)

    PD1 inhibitor of anti-PD1

    PD1 eiwitten zijn regulatoren van het immuunsysteem die de (over)productie van T-cellen inperken. Bij kankers, onder andere bij melanomen, zijn ze verantwoordelijk voor het doden van T-cellen zodat de kankercellen verder groeien. Anti-PD1 medicatie gaat deze T-cel destructie remmen en zo mogelijk blokkeren zodat T-cellen de kankercellen toch kunnen doden.

    Nivolumab (Opdivo®) is een anti-PD1 medicatie die werd goedgekeurd voor de behandeling van uitgezaaid melanoom, in de Verenigde Staten in 2014 en in Europa in 2015.

    Pembrolizumab (Keytruda®) is een anti-PD1 medicatie die in de Verenigde Staten door FDA werd goedgekeurd in 2014, door de EMA in 2015 voor Europa. Sedert 1 mei 2016 terugbetaalbaar in België onder bepaalde voorwaarden. MSD is de fabrikant en in het kader van het verplicht plan voor risicobeperking in België wordt veilig een doeltreffend gebruik gewaarboord door onder deze Patiënteninformatiebrochure.

    We verwachten nog meer anti-PD1 medicatie in de komende jaren.

    Algemener verwachten we nog nieuwe immunotherapieën de komende jaren, alsook combinatiebehandelingen van de bestaande producten.

    Klinische studies

    Een interventionele klinische studie of ‘een experiment op de menselijke persoon’ zoals de Belgische wetgeving het beschrijft, onderzoekt de werkzaamheid en veiligheid van een interventie of een geneesmiddel, dit kan zowel op gezonde vrijwilligers als op patiënten.
    Klinische studies zijn onder andere noodzakelijk om aan te tonen dat nieuwe therapieën of technieken voor behandelingen minstens even goed en liefst beter zijn dan de therapie die reeds bestaat.

    Een klinische studie gaat meestal uit van een farmaceutisch bedrijf maar kan ook geïnitieerd worden door een ziekenhuis, soms met de ondersteuning van een farmaceutisch bedrijf, soms met andere sponsoring bijvoorbeeld Vlaamse Liga tegen Kanker (VLK). In dit geval spreken we van een Investigator Initiated Trial (IIT). In een studie zijn er eigenlijk twee groepen patiënten waarbij één groep de standaard behandeling ontvangt en één groep de nieuwe behandeling.

    Een klinische studie kan pas starten na een positief advies van een Centraal Ethisch Comité en als de bevoegde overheid (ministerie van volksgezondheid) geen grote tekortkomingen gemeld heeft. Een klinische studie wordt opgesteld volgens een bepaald ontwerp (‘design’) en dit wordt beschreven in een protocol. Je kan een protocol zien als een soort van handleiding voor de arts.  Er staat in beschreven op welke manier en volgens welke spelregels de studie moet verlopen. Zo zijn er ook criteria beschreven waaraan je moet voldoen om deel te nemen.

    De arts zal bepaalde testen en/of onderzoeken doen om na te gaan of je in aanmerking komt; er zijn immers  insluitings- en uitsluitingscriteria verbonden aan een klinische studie.
    Belangrijke criteria die het vaakst voorkomen in klinische studies voor melanoompatiënten, kunnen we opsplitsen in 2 groepen, namelijk de algemene criteria en de ziekte-specifieke criteria.
    Hierbij een aantal voorbeelden:

    Algemene criteria:
    > 18 jaar (leeftijd)
    zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven worden meestal niet toegelaten
    geen gelijktijdige deelname aan een andere klinische studie of binnen een bepaalde periode

    Melanoomspecifieke criteria:
    – stadium van melanoom (3a, 3b, of 4)
    – reeds behandeld of niet
    – aan- of afwezigheid van een gen-mutatie (bijvoorbeeld B-RAF of N-RAS) in het melanoom
    – hersenmetastasen (uitzaaiingen in de hersenen)
    – meetbare tumoren

    Klinische studies worden onderverdeeld in 4 fases. Deze worden verder in deze tekst uitgelegd.

    Een arts kan u een klinische studie aanbevelen indien hij van mening is dat deze klinische studie het beste past in je ziektebeeld en -verloop.  Als patiënt kan je ook jezelf melden voor een bepaalde klinische studie in een ziekenhuis waar deze studie loopt.  Melanoompunt zal op deze website een lijst up to date houden van trials die momenteel lopen of gestart worden voor melanoompatiënten.

    Een klinische studie kan een nieuw geneesmiddel of combinatie van geneesmiddelen onderzoeken maar ze kan ook een bepaalde therapie (zoals bestraling) onderzoeken.
    De therapie die getest wordt in een studie kan verschillende doeleinden beogen:
    – Curatief: bedoeld om een patiënt te genezen
    – Adjuvant: aanvulling op een curatieve behandeling (bijvoorbeeld chirurgische ingreep) met bedoeling om het risico dat de kanker terugkomt te verkleinen
    – Neo-adjuvant: toegediend voor een chirurgische ingreep met de bedoeling om een tumor te verkleinen zodat hij gemakkelijker weg te nemen is en om overleving op langere termijn te verbeteren.

    Er zijn ook studies om te onderzoeken of het ziekteverloop beter voorspelbaar is en na te gaan welke de beste behandeling is.

    Er bestaan ook studies waarbij geen producten worden toegediend maar waar wel een bijdrage gevraagd wordt van de patiënt deelnemers, bijvoorbeeld vragenlijst, bloedafname, toestemming om dossiergegevens en opnamemateriaal te mogen gebruiken. Deze studies dienen om tot een ziekteverloop te komen en eventueel merkers daarvoor op te sporen.

    Vaak worden ook geneesmiddelen onderzocht die reeds goedgekeurd zijn en beschikbaar zijn op de markt, maar dan voor een andere indicatie (zoals longkanker, borstkanker, en andere).  Een klinische studie kan dan aantonen of deze geneesmiddelen ook efficiënt zijn voor bijvoorbeeld melanoom.

    Het protocol van een studie wordt opgesteld in het engels. De documenten die aan een patiënt worden overhandigd moeten in de moedertaal van de patiënt aangeboden worden. In België zal er dus altijd een ‘informed consent form’ (ICF) in het nederlands en frans beschikbaar zijn, naast het engels. Dit document wordt door de patiënt ondertekend voor akkoord als hij/zij wenst deel te nemen aan de studie en betekent tevens dat de patiënt geïnformeerd is over alle aspecten van de studie.

    Je kan als patiënt nooit verplicht worden om deel te nemen aan een klinische studie. Die beslissing is steeds op vrijwillige basis.  Om een goede beslissing te kunnen nemen of je al dan niet wenst deel te nemen, is het van groot belang dat je de nodige informatie krijgt van je arts. Dit houdt in dat je geïnformeerd dient te worden over het doel van de studie, welke procedures/fases je dient te doorlopen en vooral welke eventuele bijwerkingen of risico’s verbonden zijn aan je deelname.  De arts mag geen studie-specifieke handelingen doen eer je je geïnformeerde toestemming hebt gegeven.

    Sommige trials gebruiken placebo-medicatie in één van de armen van de studie (zie hieronder ‘armen’). Dat betekent dat een groep patiënten niet het medicijn krijgt dat men wenst te onderzoeken, maar een ongevaarlijke oplossing. Zo kan men bijvoorbeeld verbeteringen vaststellen door psychologische effecten die ontstaan omdat de patiënt denkt dat hij een behandeling krijgt. Nieuwe geneesmiddelen kunnen ook enkel wetenschappelijk vergeleken worden met een reeds bestaande en goedgekeurde behandeling of met een placebo als er nog geen behandeling bestaat. Het gebruik van placebo wordt beschreven in protocol van de studie. Als patiënt is het belangrijk goed op de hoogte te zijn van dit aspect van een studie zodat geïnformeerd kan beslist worden om al of niet deel te nemen aan een studie.

    Je hebt als patiënt ook altijd het recht om op elk moment te stoppen met de studie.  Uiteraard is het van groot belang dat je dit steeds goed overlegt met je arts.

    Cohort studies of studies met verschillende armen

    Een studie kan verschillende “armen” of cohorten hebben. Een arm of cohort is een groep van patiënten die binnen een studie dezelfde behandeling/geneesmiddelen toegediend krijgen.  Dat betekent dus dat er verschillende mogelijke behandelingen of manieren van behandelen kunnen zijn binnen één studie.  Het kan zijn dat bijvoorbeeld een patiënt in een andere arm van de studie een ander geneesmiddel krijgt of een andere dosis of een andere frequentie.  Als de beslissing over tot welke cohort een patiënt behoort lukraak wordt gekozen dan gaat het om een  ‘randomized trial’ of gerandomiseerde studie.  Dat betekent dus dat de patiënten willekeurig verdeeld worden over de verschillende armen.  Dat verdelen van patiënten over de armen gebeurt via een gesloten computersysteem waar niemand menselijk greep op heeft.  De verschillende armen kan men dan wetenschappelijk binnen de studie gaan vergelijken op efficiëntie en doeltreffendheid.

    $$$ Voorbeeld van een studie met twee armen Als er maar één arm zit in de studie, dan krijgt elke deelnemer één en dezelfde behandeling.  Dat noemen we een “single arm” trial.

    Blind vs open klinische studies

    Deze termen worden gebruikt in studies met verschillende armen. In een van de armen kunnen placebo geneesmiddelen zitten. Dat betekent dat die geen werkzame bestanddelen hebben. Je weet als patiënt niet welke behandeling je krijgt als je in een “blinde” studie terecht komt. Het kan dus gebeuren dat een patiënt een behandeling krijgt zonder werkzaam bestanddeel (‘placebo’). Binnen de studie is dit van belang om de vergelijking tussen armen met en zonder placebo te kunnen maken. Als zowel de arts/oncoloog als patiënt niet weten welke behandeling de patiënt krijgt, gaat het over een “double blind” (dubbel blinde) studie. Deze klinische studies zijn wetenschappelijk het meest waardevol omdat ze niet alleen gerandomiseerd zijn en zo vertekening uitschakelen, maar ook omdat ze vertekeningen door ‘placebo-effecten’ van zowel patiënten en interpretatiefouten door de behandelende arts vermijden. Een placebo-effect slaat op een positief psychisch effect dat optreedt door vertrouwen in de heilzame werking van een behandeling (bijvoorbeeld meer gevoel van welbehagen of opluchting). Als je moet of wil stoppen met een klinische studie, dan kan je arts je ‘ontblinden’. Je komt dan te weten welke behandeling je gehad hebt tijdens de studie. Je weet dan ook bijvoorbeeld welke behandeling misschien niet optimaal voor jou werkt. Als zowel patiënt als arts weten welke behandeling de patiënt krijgt, dan spreekt men over een ‘open studie’.

    Cross over

    Een studie met verschillende armen kan ook een ‘cross over’ bevatten.  Dat bekent dat patiënten mogen overschakelen als één van de arm aanzienlijk beter wordt bevonden tijdens het verloop van de studie, of dat ze mogen overschakelen naar de andere arm wanneer de therapie van hun ‘arm’ niet (meer) werkt.

    Insluitcriteria

    Pretreated betekent dat je vooraf al een behandeling gehad hebt vooraleer je mag deelnemen aan de studie.  Vaak wordt gespecifieerd om welke behandeling het gaat in de insluitingscriteria. Treatment naive betekent dat je nog geen behandeling mag gehad hebben om te mogen  deelnemen aan de studie

    Fasen in een klinische studie

    Eer er beslist wordt om een klinisch onderzoek uit te voeren bij mensen, moeten testen op dieren en laboratoriumonderzoek positieve resultaten hebben aangetoond. Een klinisch onderzoek op mensen bestaat normaal uit 4 verschillende fasen.  Er kan maar overgegaan worden naar een volgende fase indien de vorige fase de gewenste resultaten heeft kunnen aantonen.

  • Fase 1 – In een eerste fase gaat men de veiligheid onderzoeken van een geneesmiddel, bijvoorbeeld wat is de hoogste dosis die kan gegeven worden zonder ernstige bijwerkingen te veroorzaken en wat is de beste manier om het geneesmiddel toe te dienen.  Meestal wordt dit bij gezonde vrijwilligers gedaan, behalve bij kankerpatiënten. Bij kanker gebeurt fase 1 meestal in een kleine groep patiënten met vaak verschillende soorten kanker. In deze fase is het onderzoek meestal niet gerandomiseerd.
  • Fase 2 – Deze fase onderzoekt vooral  de werkzaamheid van een  nieuwe behandeling met verschillende doseringen en toedieningsfrequenties.. Ook hier blijft de veiligheid van het geneesmiddel een prioriteit. In deze fase gaat het onderzoek zich toespitsen op één bepaalde aandoening of soort kanker.
  • Fase 3a – De dosering van een geneesmiddel is ondertussen bekend maar de werkzaamheid en veiligheid wordt nog steeds verder onderzocht Deze worden getest door vergelijking met een placebo of andere (bestaande) therapie. Dit gebeurt door een dubbel blind onderzoek. De werking wordt op een wetenschappelijke manier vastgesteld.  Hierbij zijn grotere groepen proefpersonen betrokken.
  • Fase 3b – Het onderzoek zit hier in zijn finale fase.  Indien de resultaten van de vorige fasen gunstig zijn, dan worden alle gegevens verzameld en een aanvraag ingediend voor de registratie van het geneesmiddel.  We noemen deze fase dan ook vaak een registratie-studie.
  • Fase 4 – Nadat het geneesmiddel is geregistreerd en de artsen het mogen voorschrijven, wordt bij een grotere groep patiënten het effect op lange termijn verder onderzocht samen met het optreden van bijwerkingen die misschien nog niet gekend waren binnen de relatief korte termijn van de studie.
  • Respons

    Respons beschrijft of en in welke mate een patiënt reageert op een geneesmiddel en/of therapie van de klinische studie. Indien je deelneemt aan een klinische studie, zal de arts je respons moeten evalueren op basis van Response Evaluation Criteria in Solid Tumors (‘RECIST’) criteria.  Dit zijn criteria die vastgelegd worden bij de aanvang van een klinische studie en ervoor zorgen dat er op een uniforme wijze aangetoond wordt of je als deelnemer aan de studie een bepaald effect hebt. Stabiele respons: dan blijft de ziekte stabiel.  De ziekte verergert niet maar er is ook geen afname van bijvoorbeeld tumoren. Partiële respons (PR): de ziekte reageert gedeeltelijk op de behandeling of therapie. Complete respons (CR): de ziekte is volledig verdwenen (of niet meer waarneembaar).

    Endpoint classification

    Bij het eindpunt van een klinische studie, na een periode waarin patiënten die deelnamen aan het onderzoek werden opgevolgd worden resultaten beschreven. Patiënten worden geëvalueerd naargelang hun classificatie bij het afsluiten van de studie. Zo zijn er bijvoorbeeld: – ‘Progression free survival’ (uitgedrukt in maanden): de tijdsduur van bij start herstel tot de kanker bij de patiënt terug begint toe te nemen. – ‘Overall survival’ (uitgedrukt in maanden of jaren): de tijdsduur dat de patiënt overleeft van zijn kanker.

    Extended access/compassionate use/medical need

    Wanneer de werking van een geneesmiddel reeds is aangetoond maar het geneesmiddel is nog niet beschikbaar of geregistreerd, kan een farmaceutisch bedrijf het geneesmiddel onder specifieke voorwaarden ter beschikking stellen voor patiënten die het echt nodig hebben en die niet in aanmerking komen voor een deelname aan een klinische studie.

    Verdere informatie

    Bij ziekte word je niet alleen geconfronteerd met het medische aspect. Ook financieel heeft het heel wat gevolgen. Besef dat je er niet alleen voorstaat, en dat je kan geholpen worden door heel wat diensten. Om te weten waar je recht op hebt, en voor welke uitkeringen je in aanmerking kan komen kan men zich laten bijstaan door verschillende diensten zoals:
    • de sociale dienst van het ziekenhuis
    • het ziekenfonds, en hun specifieke diensten
    • het OCMW of Het Sociaal Huis in uw gemeente.

    Werk

    Vanaf het ogenblik dat je een tijd afwezig zal zijn om medische redenen, ben je als werknemer verplicht zo snel mogelijk je werkgever in te lichten en deze binnen de 48 uur een medisch attest te bezorgen. Een zelfstandige verwittigt ook best zo vlug mogelijk het ziekenfonds. Het attest moet hier binnen de 28 dagen opgestuurd worden. Een werknemer heeft dan recht op een vervangingsinkomen. Bij aanvang eerst een maand lang een gewaarborgd inkomen van het bedrijf. Nadien gedurende het eerste jaar een uitkering van het ziekenfonds. Het vervangingsinkomen is afhankelijk van het statuut en de werksituatie van de werknemer. Invaliditeit gaat in vanaf het tweede jaar van de afwezigheid. Bij werkhervatting steeds het ziekenfonds verwittigen, zodat de uitkering kan worden stopgezet. Weet dat een werknemer tijdens de ziekte of na de behandelingen ook deeltijds kan werken. Er bestaan verschillende vormen van tijdskrediet of medische part-time. Voor meer informatie kan je steeds terecht bij het ziekenfonds, adviserend geneesheer, en de sociale dienst van het bedrijf waar de werknemer tewerkgesteld is. Een zelfstandige ontvangt de eerste maand geen vergoeding. Dit wordt de carenzperiode genoemd. Gedurende de 11 daaropvolgende maanden ontvangt de zelfstandige een vergoeding van het ziekenfonds. Dit bedrag is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de zelfstandige. Na één jaar komt de zelfstandige, zoals een loontrekkende in de invaliditeit terecht. Meer weten? Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling (RVA), FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ), Rijksdienst voor ziekte- en invaliditeitsuitkering (RIZIV),

    Medische onkosten

    Geconfronteerd worden met ziekenhuisopname, specifieke onderzoeken en behandelingen doet het kostenplaatje snel hoog oplopen. Het ziekenfonds komt hierin tegemoet, maar niet alle financiële steunmaatregelen worden automatisch toegekend. Soms moet de patiënt er nadrukkelijk naar vragen. Neem hiervoor contact op met de sociale dienst van het ziekenfonds, of de sociale dienst van het ziekenhuis. Enkele nuttige begrippen: Globaal medisch dossier (GMD): Een gezondheidsdossier dat wordt bijgehouden door je vaste huisarts. Hierin worden alle medische gegevens bewaard. Bij consultatie van andere artsen, vraag om de gegevens door te sturen naar je vaste huisarts. Het GMD geeft je het recht op een verhoogde terugbetaling bij het ziekenfonds. Vraag hierover meer uitleg aan de huisarts. De maximumfactuur (MAF): Geeft aan elke persoon en gezin de zekerheid dat een bepaald bedrag aan eigen inbreng voor de gezondheidskosten niet overschreden wordt. De MAF waarborgt dat langdurig zieken niet bedolven worden onder de medische kosten. Wanneer de medische remgelden in de loop van een jaar dit maximum bedrag overschrijden worden de medische kosten terugbetaald tegen 100% van het RIZIV tarief. Honorariumsupplementen van niet-geconventioneerde artsen worden evenwel niet meegerekend in diet maximum bedrag. Vraag ook hier meer uitleg aan je ziekenfonds. De Zorgverzekering: De Vlaamse zorgverzekering komt  tegemoet aan de niet-medische kosten  bij zorgverlening. De toelage is een vast maandelijks bedrag, onafhankelijk van het inkomen. Ondersteuning is bijvoorbeeld voor thuishulp en aankoop hulpmiddelen. De concrete uitvoering wordt toevertrouwd aan de zorgkassen, die ook beslissen tot erkenning van zwaar hulpbehoevende. Contacteer Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid voor meer informatie. Enkele tips:
    • Kijk na of de behandelende arts geconventioneerd is of niet. Anders kan je voor onverwachte en onaangename financiële verrassingen staan. (raadpleeg hiervoor het ziekenfonds of het ziekenhuis)
    • Vergeet niet om aangifte te doen bij de hospitalisatieverzekering.
    • Heb je financiële problemen, wacht niet tot je bedolven bent onder de facturen maar neem vroeg in de behandeling contact op met het ziekenfonds, de sociale dienst van het ziekenhuis of het OCMW.
    • Ook privé-initiatieven zoals het Kankerfonds van de Vlaamse Liga tegen Kanker ondersteunen kankerpatiënten in hun financiële situatie. Ook De Stichting tegen Kanker heeft een fonds voor kankerpatiënten. Een aanvraag voor dergelijke steun verloopt steeds via een sociale dienst van het ziekenhuis, het ziekenfondsen, het OCMW of het Sociaal Huis.
    • Er bestaan nog tal van ondersteuningen voor specifieke patiënten. De reeds eerder vermelde sociale diensten geven graag advies op maat van de patiënt en zijn/haar familie.

    Psychologische uitdagingen. Het vernemen van de diagnose maligne melanoom kan een golf van emoties teweeg brengen. Elke persoon reageert vanuit zijn eigen persoonlijkheid. Er zijn echter een aantal herkenbare reacties en psychologische uitdagingen die we hier willen vermelden:

    • waarom ik ?
    • Hoe omgaan met stress en/of paniek?
    • Angst
    • Ontkenning
    • Taboe
    • Woede
    • Hoop en wanhoop
    • Eenzaamheid
    • Verdriet
    • Afscheid

    Coping. Bewust moeite doen om met je problemen omgaan en de stress te verdragen wordt met de term “coping” geduid. Een melanoom diagnose krijgen is het begin van een vaak moeilijk proces. Steun vanuit je omgeving kan een wereld van verschil maken en het is dan ook sterk aan te bevelen actief naar hulp, steun en begeleiding op zoek te gaan.

    • Praat er over met je familie, je naasten, je collega’s en vrienden; blijf er niet alleen mee zitten
    • Vraag raad aan uw behandelend geneesheer.
    • Een gespecialiseerde psycholoog kan je op een professionele manier helpen. 

    Bekijk ook de video en presentatie van Caroline Volckaert in de middag sessie van de Studiedag 2022.

    Op consultatie

    • Ga beter niet alleen naar de consultaties. Met twee hoor je meer dan alleen!  We raden aan om altijd een familielid of vriend(in) mee te nemen naar de consultaties. Zo ben je niet alleen en deze persoon kan ook mee luisteren naar de soms vele informatie die op je afkomt. Het gebeurt immers heel dikwijls dat je zelf zo overstuur bent en verward door de soms moeilijke boodschappen die de dokter je brengt. Het is dan heel nuttig dat nog iemand anders bij je is om de boodschappen zo juist mogelijk te begrijpen en zeker in het geval dat je slecht nieuws krijgt. 
    • Superbalangrijk voor consultaties: Heb je vooraf vragen ? Schrijf ze op en neem ze mee naar de consultatie. Maak een lijstje in de aanloop naar de consultatie en wees niet bang om alle vragen te stellen waar je mee zit. 

    Enkele Nuttige contactpunten:

    • Kankerlijn 0800 35445 van Kom op tegen kanker
    • Kankerinfo 0800 15802 van Stichting tegen kanker

    Jezelf informeren en Lezen over ‘leven met kanker’ kan ook inzicht en steun geven. We geven hier enkele titels van boeken op die we warm aanbevelen

    • “Op weg naar herstel, een kans om te overleven” van 0. Carl Simonton en Stephanie Matthews-Simonton, in nederlandse vertaling uitgegeven door HBuitgevers
    • “Omgaan met kanker, een emotionele handleiding voor mensen met kanker en hun omgeving”, 2014 door Nathalie Cardinaels, Acco uitgeverij.

    Kom in contact met lotgenoten en deel je ervaring. Kijk hier voor de komende ontmoetingsdagen.

    Rechten als patiënt. Als patiënt heb je rechten. Het kan best nuttig te zijn om deze eens door te nemen. Je kan ze terugvinden op patiëntenrechten bij de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu 

    Steenmannetjes

    Steenmannetje

    Een steenmannetje is  een stapel van natuursteen. Steenmannetjes komen wereldwijd voor en worden gebruikt om een pad of de top van een heuvel te markeren Zo dienen ze als baken voor hen die het pad willen bewandelen en de top proberen te bereiken. In het verleden zouden reizigers die onherbergzame gebieden doorkruisten, de gewoonte hebben gehad om onderweg stenen op te rapen en toe te voegen aan het eerstkomende steenmannetje dat ze tegenkwamen. Zoals steenmannetjes probeert melanoompunt.be een baken te zijn voor melanoom patiënten en hun verwanten op het pad waarop ze op weg zijn. Iedereen die het pad bewandelt draagt zijn steentje bij.

    Kraanvogels

    Kraanvogels

    In Japan wordt de kraanvogel (Grus japonensis) als gelukbrengend beschouwd, als symbool van een lang leven. De kraanvogel is een krachtig symbool van hoop en blijven werken aan een voorspoedige toekomst. Het vouwen van origami kraanvogels en het schenken ervan aan een melanoom patiënt is een uiterst liefdevolle manier om je mee te leven in het moeilijke pad naar genezing. Als iemand, volgens Japanse traditie, 1000 origami-kraanvogels vouwt zal zijn wens tot gezondheid in vervulling gaan. Als patiënt zelf kraanvogels vouwen kan rustgevend werken, en een kraanvogel vouwen voor een melanoompatiënt geeft je als naastbetrokkene een unieke manier om je steun te uiten, in een periode en situatie waar het soms moeilijk is om de juiste woorden te vinden.

    Links naar nuttige websites

    BegripUitleg
    Adenopathieziekte of aandoening van (lymfe)klieren
    Adjuvanteaanvullende, vaak gebruikt als adjuvante therapie
    Anamnesevoorgeschiedenis of het verkrijgen van informatie met als doel het stellen van een diagnose
    Axillaoksel
    BRAF V600 mutatieeen genmutatie
    Breslow-dikte

    Dit is een manier van meten van melanomen, in 1970 door Breslow bedacht. De patholoog-anatoom meet de dikte van de tumor vanaf de ulcererende laag tot aan de allerdiepste tumorcel.

    Clinical Trial
Een onderzoek waarbij een medicijn wordt uitgetest. Dit om te evauleren of het medicijn nadien als standaardbehandeling kan gebruikt worden. Momenteel zijn er tal van medical trials lopende. Vraag hierover raad aan uw oncoloog.
    CT-scan of computertomografieDeze scan geeft zeer gedetailleerde röntgenfoto’s weer van het lichaam.
    Cytostaticacelremmende geneesmiddelen die in chemo zitten
    Dermisof lederhuid bestaat uit bindweefsel en ligt net onder het huidoppervlak.
    Epidermisof buitenste huidlaag
    HematogeenVerspreiding via de bloedbaan, bloedvaten
    Hypertrofiebovenmatige groei
    Inhibitorremmer
    Intransitmetastase(zie satellietmetastase)
    LymfeklierevidementHet uitruimen van de oksel dmv weghalen van klieren, weefsel, vet.
    Metastaseof uitzaaiing
    Morfologischverwijst naar de vorm en structuur van een organisme of een deel ervan
    MRI of magnetic resonance imagingBij deze scan wordt een magnetisch veld opgewekt. Daarmee worden beelden van het lichaam gemaakt.
    Naevimoedervlekken
    OedeemOedeem is een opeenhoping van vocht in weefsel, leidend tot een zwelling zonder toename van het aantal cellen. Lymfoedeem is het opstapelen van lymfevocht in een lidmaat vb in een arm of been. Dit kan een mogelijke bijwerking zijn van een volledige uitruimingen van de klieren in de oksel of in de lies.
    PET-scanEen PET-scan (Positron Emission Tomografie) is een isotopisch onderzoek waarbij een zwak radioactieve stof (isotoop) wordt ingespoten. Die stof nestelt zich op de tumoren en/of uitzaaiingen (metastasen). Zo worden mogelijke tumoren overal in het lichaam zichtbaar gemaakt. Ref. www.kanker.be
    ProtocolEen protocol beschrijft de stappen die dienen gevolgd te worden bij de behandeling.
    Resectieuitsnijding
    Satellietmetastaseof een in-transit metastase zijn uitzaaiende melanoomletsels die voorkomen tussen het gebied van het oorspronkelijke melanoom en het dichtstbijzijnde klierstation.
    Subcutaan

    Onderhuids , vbn subcutane inspuiting, subcutane verspreiding

    Superficieeloppervlakkig
    SysteemanamneseBij uitgebreid onderzoek stelt een arts vragen en/of een woordenlijst die vraagt naar alle klachten, zowel huidige als in het verleden.
    Ulcererende laagEen laag of wonde die afstervende, zwarte plekken of necrose bevat. Deze wondes vragen speciale wondverzorging.

    Bronnen

    Deze tekst is onder andere gebaseerd op de folders over huidkanker uitgegeven door Kom op tegen Kanker en de Stichting tegen Kanker.

    Deze tekst is op 3 mei 2016 goedgekeurd door BADO, onze medische adviesraad en als laatst nagelezen en/of herwerkt op 20 mei 2016.